Er is zo’n spelletje waarbij je een ander uitdaagt om op een willekeurige vraag met de waarheid te moeten antwoorden of dat je een nog willekeurigere opdracht uit moet voeren. In beide gevallen is het aan te raden om dit uitsluitend te doen na een krat bier of minimaal vier flessen wijn.
Daardoor kun je namelijk heel eenvoudig de volgende dag alles wat je gezegd of gedaan hebt terug verwijzen naar de alcohol. Zelf drink ik niet, dus ik moet er altijd voor waken dat ik niet in een dergelijke situatie terecht kom en er geen verzachtende omstandigheden zijn om op terug te vallen.
Ik wil het deze keer even hebben over truth. De waarheid.
Er zijn namelijk soms van die vragen die ik wil, maar eigenlijk niet durf te stellen. Bang voor de verbaasde gezichten, maar toch echt intens benieuwd ben naar het antwoord van de ander.
“Nou met alles waar jij inmiddels over geschreven hebt hier is iedereen de fase van verbazing wel voorbij hoor.”
Denk je echt?
“Ver voor die tijd al. Geloof me.”
Mwah, ook wel weer een voordeel eigenlijk. Als niemand meer van zijn comfortabele driezitter afstuitert van de dingen die ik zeg, dan ligt er een zee aan mogelijkheden voor me.
“Hou je wel een beetje rekening met de gelovigen, ouderen en de wat fijngevoeligere lezers?”
Ik doe mijn best. Daar gaan we. De eerste in een mogelijke serie van de waarheid.
Op het werk of op kantoor kom ik soms op het toilet en dan is mijn voorganger vergeten, te lui, ongemanierd, te wat dan ook om na de bezigheid aldaar even het borsteltje door de dan niet meer zo glanzend witte pot te halen. Bij mijn vorige werkgever werd ik daar overigens op een bepaald moment zo schijtziek (ja, goeie woordspeling hè) van dat ik een a-viertje met de volgende tekst heb geprint en naast de borstel heb opgehangen:
“Dit voorwerp mag zonder toestemming van uw leidinggevende in noodzakelijke gevallen gebruikt worden.”
Nou, dat gaf me een partij herrie en gelazer. Niet te zuinig. Wie had dat opgehangen? Nou, ik dus. Het moest per direct weg. Ik weigerde dat en vervolgens heeft het er weken gehangen. Heerlijk. Net Toren C, maar dan in het echt.
Terug naar de pot en de remsporen van die onbekende voorganger.
Iedere keer als ik het kleinste kamertje binnenloop en ik zie de handtekening van een onbekende voorganger op het glanzende witte glazuur voel ik de neiging om naar buiten te lopen en te gillen wie het heeft gedaan. Maar ja, dat doe je niet in een geciviliceerde omgeving als de kantoortuin of het station van Amersfoort. Toch?
Ik noem bewust Amersfoort en niet Rotterdam. In die laatste is iedere vorm van beschaving en civilisatie op de toiletten al decennia verdampt. Kansloos om daar nog iets te veranderen.
Maar mijn vraag gaat eigenlijk over de verwarrende en mij steeds opnieuw bezighoudende vervolgfase van dit tafereeltje.
Als ik nou alleen moet plassen, trek ik dan daarna gewoon door en laat de boel de boel als ik naar buiten loop. Of, ga ik met de borstel de zooi van een onbekende voorganger opruimen. De reden waarom ik toch vaak dan maar voor Mien Dobbelsteen ga spelen is omdat ik bang ben dat er net op het moment dat ik er uit kom een collega of sjieke meneer naar binnen gaat en denkt dat ik die ongemanierde gozer ben die daar heeft zitten kleien en te belazerd is achterom te kijken.
De waarheid. Ben ik de enige met dit al decennia durende dilemma? Ik geloof er niets van. Ik heb natuurlijk een coach die me helpt mijn leven op de rit te krijgen, maar om daar nou dit bespreken voor honderd euro per uur gaat me toch echt te ver. Ik richt me voor dit soort ongemakkelijke levenskeutels toch maar tot jullie.