Niet eigenaardig. Alhoewel het wel eigenaardig is. Maar voor we dat dilemma gaan ontrafelen eerst een vraag. Kan een mug zijn eigen irritante gezoem horen?
Er zat vannacht een mug van een flink formaat tussen het raam van mijn slaapkamer en het verduisterende rolgordijntje. Dat vond de mug niet fijn blijkbaar. Snap ik ook wel, want de ruimte daartussen is nou niet bepaald royaal. Ik wil de mug er wel even op wijzen dat hij in de eerste plaats zelf in mijn huis is gevlogen en ten tweede dat hij geheel vrijwillig op het raam is gaan zitten. De rolgordijnen zijn nu open en nu blijft dat beest dus keihard zoemen voor dat raam terwijl hij nu gewoon rond kan vliegen. Dus niet zeuren of zoemen dan. Wat een kabaal komt er uit dat kleine ding zeg. Niet te doen. Als ik een mug was zou ik niet eens meer durven te bewegen met al die herrie.
Wat ik overigens nooit gesnapt heb is dat iemand die snurkt zichzelf niet hoort. Niet eigenhorig dus, wel eigenaardig. Klaas kon soms zo hard snurken dat de buren drie huizen verderop kwamen kijken of we een illegale houtzagerij in huis hadden opgebouwd.
“Nou nou, zo erg was het nou ook weer niet hoor.”
Oh nee? Waarom sliep ik dan een tijdje beneden op de bank met alle deuren dicht en lag ik vervolgens nog steeds eerste rang de halve nacht naar je trompetgeschal te luisteren?
“Oh, haha! Dat is waar. Je had zelfs een dun matrasje gekocht om op de leren bank te leggen. Was wel grappig toch?”
Nou ja, grappig. Het was voornamelijk heel eenzaam. En het bizarre was dat het van de één op de andere dag weer stopte. Matras in de berging en ik weer terug in het comfortabele tweepersoonsbed met superdeluxe topper. Waarom ging ik eigenlijk altijd ergens anders liggen? Dat is eigenlijk ook vreemd.
“Echte liefde lieffie!”
O ja, dat zal het zijn.
Snurken was vervelend, maar soms nog op te lossen door een flinke por in je zij of tegen je benen. Op je zij rollen werkte ook, dan was je ook weer even stil tot het volgende moment dat je op je weer op je rug ging liggen en verder toeterde als een olifant uit Artis.
“Soms schopte je heel hard hoor.”
Soms snurkte je ook heel hard! En het ergste was dat je het altijd ontkende. Nee, jij snurkte echt niet. Je presteerde het zelfs om mij dan te beschuldigen van nachtelijk toeteren. Snurkers zijn rare wezens.
Maar de overtreffende trap van snurken is toch wel apneu. Apneu. Gek woord eigenlijk. Eerst snurken. Dan een oorverdovende stilte waarbij hij zijn adem inhield en dan vanuit het niets een enorme snurk! Ik zweer het, soms zat ik bijna naast het bed van de schrik. Niet te doen. Het was ook niet een paar seconden of zo. Nee, echt heel lang. Een aantal keer hing ik al aan de telefoon met de Dela om de koffie en cake klaar te zetten. Kon ik gelijk daarna weer afbellen. “Ja, sorry hoor. De luchttoevoer is weer gestart.” Echt, niet te doen was het.
“En toch bleef je bij me.”
Ja, tuurlijk. Echte liefde hè. Die kan wel een schopje hebben.