Hi lieffie, daar ben ik weer.
“Huh, zit jij niet in je training. Heb je pauze?”
Nee, mannetje. Ik ben niet begonnen.
"Och, ventje toch."
De dagen voor de start waren zwaar en emotioneel. De huilbuien volgden elkaar op. Het kwam eruit. De pijn, het verdriet, het gemis, de boosheid op het leven, mijn eenzaamheid. Alles. De twijfel sloeg ongenadig toe, maar die ben ik de baas gebleven met hulp van anderen. Door mijn besluit te gaan werken werd het allemaal zo hard voelbaar dat je er niet meer bent. Het leven met jou er niet meer is.
Ik ben woensdagochtend met mijn koffer vertrokken naar Valencia en heb me ingecheckt in het hotel. Met rode betraande ogen liep ik de poort door de weg op. Een nieuwe weg inslaan en een nieuw bestaan opbouwen. De keiharde realiteit na elf maanden. Een opgelegde keuze.
In het hotel stond ik naar buiten te kijken. Uitzicht op het prachtige Turia-park. De zon scheen. Alles was grijs. Wat doe ik hier? Waarom doe ik dit?
De eenzaamheid is te groot aan het worden. De stilte die me eerst zo goed deed, doet nu zeer. Ik ben altijd binnen. En nu sta ik op het punt een baan te beginnen die me verder binnen houdt. In de zomer voor de zon en de andere maanden om de leegte op te vullen. De leegte. De twijfel maakte plaats voor een onderbuikgevoel dat vaker de kop opsteekt, maar wat ik niet aankan. Ik kan hier niet verder. Ik loop vast en de toekomst beangstigt me.
“Beloof je me dat je hier blijft wonen, ventje?”, kwam er uit het niets uit.
Je vraag overviel me. Ik klapte dicht. Ik wilde dat je afscheid van me zou nemen in de wetenschap dat ik me hier ging redden. Hier in ons huis. “Dat mag je me niet vragen”. “Ik kan je dat niet beloven. Ik snap dat je het vraagt. We hebben hier zo hard voor gewerkt. Maar ik weet het niet. Ik weet niet wat het leven met me gaat doen”. Even later zei je dat me snapte en dat je het niet had moeten vragen. Je mocht alles vragen.
Het huis omarmt me, daarom ben ik vaak binnen. Binnen staat het leven stil. Maar ik verlies het contact met het leven buiten.
Ik heb gisteren met veel mensen gesproken. Ik ga het hier niet redden, lieffie. Het is te afgelegen voor mij alleen en ik zonder me af. Ook al zijn er genoeg mensen om me heen waar ik op terug kan vallen.
Een rijbewijs, een thuisbaan. Allemaal noodgrepen en dingen die ik diep van binnen niet wil. Om vast te houden aan deze plek, jouw plek. Jouw plek die onze plek had moeten zijn.
Het was Klaas zijn droom om hier te gaan wonen en leven. Nu ga ik die droom verder afmaken. Ik zeg het zo vaak. Maar het kan niet. Het is jouw droom en alleen de eigenaar van een droom kan hem verwezenlijken. Niemand anders. Ook ik niet voor jou. Ik wilde het. Het moest me lukken. Maar ik moet het inzien. Het lukt me niet. Hier in Spanje gaat het me niet lukken om een nieuw bestaan op te bouwen. De zon was je grote liefde. Voor mij is die zon een reden om te schuilen. Jij in de volle zon, ik in de schaduw. Jij bruin, ik wit.
Ik ga mijn terugkeer naar Nederland onderzoeken en in kaart brengen. Het is een moeilijk besluit en nu ik vandaag weer in huis ben zinkt de moed in mijn schoenen. Hoe ga ik dit doen? Tranen en nog eens tranen. Onmacht en ongeloof.
Ik mis mijn familie en vrienden in Nederland. Ik mis een baan op kantoor met mensen om me heen. Het zal niet makkelijk zijn na al die tijd. Nederland is veranderd en ik ben veranderd. De wereld is veranderd. Toch denk ik dat het de enige juiste keuze is. Werk is geen probleem. De tijden zijn goed en ze willen me graag terug. Woonruimte is mijn grootste beer op de weg. Waar ga ik wonen? Maar er is geen haast. Er is geen tijdslijn. Onderzoeken en verkennen. In kaart brengen en plannen maken. Stap voor stap. Zoals altijd.
“Ik ga met je mee, dat weet je toch?”
Ja, dat weet ik. Je hebt me altijd gesteund in alles wat ik doe. En, de belofte blijft. Ooit op een dag komen we hier samen terug. Jij en ik. Voor altijd.
Heel dicht bij me blijven nu, hoor. Ik ga je keihard nodig hebben.