Brieven aan Klaas (3)

Gepubliceerd op 15 november 2022 om 08:30

Hi lieffie,

Ik moet je even schrijven. Ik moet wat kwijt.

Morgen is het zover. De kennismaking met het nieuwe bedrijf. De dag erna begint de training. Het is mijn eigen keuze, mijn eigen wens om weer te gaan werken. 

Een doel te hebben, afleiding, mensen om me heen. Ergens onderdeel van zijn.

Je kent me. Je kent me als geen ander me kent. Vluchtgedrag. In mijn hoofd maak ik duizend redenen om het af te zeggen. Zeggen dat het te vroeg is, dat het niet uitkomt, dat het….

Hoe mooi zou het zijn als ze vandaag bellen dat het niet doorgaat. Dat het is uitgesteld. Weer even wat tijd gewonnen. Tijd voor….

Ik heb het altijd. Het zit in me. Iets waar ik eerst zo overtuigd van was toch nog afzeggen. “Koudwatervrees”, zei Lisette gisteren. Dat is wat het is. Het probleem van het uitstellen of afzeggen is de kortstondige euforie. Een kort moment blij dat het niet hoeft, dat het weg is. Direct daarna de teleurstelling dat ik het heb gedaan. Dat ik niet heb doorgezet om te kijken wat het zou brengen.

Gewoon doen en dan bepalen of het goed voelt of niet. Het zit in me. Het is wie ik ben. Grote mond en stoere houding, maar van binnen een storm van emoties, onzekerheden, vragen, denkbeelden en angsten.

“Het komt wel goed”, zou je zeggen. En vaak is dat ook zo. Soms ook niet, maar ook dat is okay.

De impact van deze stap is zo veel groter dan ik gedacht had. Het maakt zoveel meer los. Gisteren heb ik Lisette gesproken en dat maakte een aantal dingen duidelijk. Pijnlijk duidelijk. Jij was mijn veilige haven. Met jou naast me kon ik alles. En als ik het niet kon duwde je me een stukje vooruit. We waren elkaars veilige haven. Samen konden we de wereld aan. Die veilige haven is weg.

Een nieuwe baan, een nieuwe weg. Het maakt me te veel en te hard duidelijk dat het leven dat er was er niet meer is. Dat jij er niet meer bent. Ik kom nu blijkbaar langzaam uit de verdoving van de afgelopen elf maanden. Ik begin me te realiseren wat ons is overkomen en dat de weg die voor me ligt van mij is en niet meer van ons. Dat doet zeer. Ongelofelijk veel zeer.

Het verdriet komt los. In golven. Een nieuwe fase.

Ik begrijp nu ook iets anders.

Tegen iedereen die het wel of niet wil horen maak ik overduidelijk dat ik de rest van mijn leven alleen blijf. Geen ander naast me. Jij of anders niets. Het verbaast me soms hoe krachtig en doordringend ik die boodschap aan anderen verkondig. Maar gisteren werd het me duidelijk. Een ander naast me betekent onomstotelijk dat jij er niet meer bent. En dat wil ik niet. Ik wil in de verdoving blijven.

“Lieffie, dat kan niet”. “Je moet door, je mag door en kan door”. Ik kan het je horen zeggen. Ik weet dat je gelijk hebt. Ontkennen wat er niet meer is heeft geen zin. Ik moet het gaan toelaten. Het echte verdriet toelaten en mijn weg te gaan bepalen. Maar het doet zeer, zo’n zeer.

Ik was vroeg wakker en dan begint het denken en piekeren. Het bepalen van de juiste vlucht tactiek en de uitleg naar de wereld. Het goedpraten tegen mezelf. Het heeft geen zin. Iets verderop op mijn weg ga ik het weer tegenkomen en waarschijnlijk nog harder.

Dus ik ga morgen. Met buikpijn en bonkend hoofd. Ik ga het proberen en dan zien hoe het voelt. Ik zal die weg opgaan.