Ik heb een bijzondere achternaam en daar ben ik best wel trots op. Het is natuurlijk niet altijd prettig als je voor de vijfde keer de letters moet spellen, maar alles bij elkaar is het wel leuk.
P-e-r-q-u-i-n
“P-e-r wat?"
Zucht. P-e-r-q-u-i-n
“Ah, met een q.”
Precies. Douze points.
Vaak een aanleiding voor een vervolggesprekje in de trant van “die hoor je niet vaak”, “Is het Frans?” en “Hoe spreek je het eigenlijk uit?”.
Trots ben ik nu wel meer dan vroeger. Dat is wel met meer dingen zo, want als puber met gierende hormonen in je lijf is bij voorbaat alles wat met je ouders te maken heeft stom. Kunnen we niets aan doen. Het ligt vast in ons DNA. Gewoon effe wachten en het waait allemaal weer over.
Tijdens mijn schooljaren was ik het op een gegeven moment wel spuugzat dat mijn achternaam een reden was om constant “Pinguïn” te worden genoemd. Echt heel creatief is de pestende puber niet bedenk ik me nu. Te laat. Nu doet niemand het meer. Nu is het opeens bijzonder, leuk of zelfs sjiek.
Toch hadden die pestende pubers een wetenschappelijk inzicht blijkt nu. Ik ben echt een pinguïn. Vermomd als man, maar onomstotelijk een pinguïn van binnen.
“Waar baseer je dat allemaal opeens op, lieffie?”
Op mijn vrienden van nu.nl natuurlijk.
“Ik was er al bang voor. Nou, vertel maar.”
Tienduizend slaapjes per dag. Soms maar vier seconden. Dat doet een pinguïn. Ze zijn gek op slapen en laat dat nou precies mijn favoriete bezigheid zijn. Dus eigenlijk was het geen scheldnaam, maar zagen mijn plaaggeesten op school en in de buurt al die jaren iets wat ik niet zag. Ik ben een pinguïn! Opeens wordt alles duidelijk.
Tijd om uit de kast te komen als pinguïn! Mijn tweede coming-out.
“Marc?”
“Marc?”
Eh, ja? Sorry, ik sliep weer effe.
”Zucht.”