Klaas was drummer. Hij is er mee begonnen in zijn jeugd en met een paar onderbrekingen daargelaten volgehouden tot het einde. Nou ja, dat laatste is eigenlijk niet helemaal waar.
Hij wist dat het niet goed was voor hem. De dokter waarschuwde hem soms na een longfoto en dat was dan de impuls om te stoppen. Als het niet vanwege de dokter was dan deed hij het voor mij. In beide gevallen niet de juiste reden. Als je iets echt wilt moet je het doen omdat je het echt zelf wilt. Simpel en bewezen.
“Iedereen dacht tot hier dat ik de Phil Collins van de lage landen was.”
Haha! Hoe schattig. Nou lieffie, ik hou van je, maar ik denk dat je iedereen een beetje onderschat en jezelf een ietsiepietse overschat. Ik ga verder.
“Okay, roffeltje doen?”
Nou, vooruit dan maar.
Hij rookte al toen ik hem leerde kennen. Ik vond het verschrikkelijk vies. Maar ja, liefde doet rare dingen met een mens. Eerst in bed, daarna nog binnen in huis, daarna buiten. Het was gelukkig wel steeds meer op afstand. Ik moest altijd een beetje lachen als hij in de gierende wind en kletterende regen bibberend tegen de buitenmuur geplakt stond met z’n sjekkie.
Medelijden? Jawel, een beetje.
Laserbehandeling, pleisters, kauwgum, stoppen met Alan Carr en niet te vergeten Champix. De stoppen-met-roken-hype van een paar hele slimme marketingmensjes bij een farmaceut.
Alle trends en hypes hebben we gezien. Volledig overtuigd van de afgeschudde slechte gewoonte kwam hij vervolgens als herboren terug. “Wat smerig. Ik snap niet waarom ik dat al die jaren gedaan heb”, riep hij met volle overgave. Een beetje dezelfde hoogmoed als ik heb wanneer ik me weer eens opnieuw aanmeldt bij een sportschool. En wat komt na de hoogmoed? Precies, de val.
Hangend over de leuning van de eetkamerstoel vond ik hem ‘s morgens in ons Amsterdamse appartement. “Ik moet shag halen. Ik kan het niet”, zei hij met die puppy-oogjes dan. Haha!
Weet je nog die keer dat ik weer begon met roken en dat ik zei dat het bij mijn image hoorde?”
Ja Klaas, dat weet ik zeker! Dat was zo grappig. Je zei het zo vol overtuiging dat ik drie dagen pijn in mijn kaken had van het lachen. Voornamelijk omdat je er zo bloedserieus bij keek.
“Leedvermaak!”
Reken maar! Nog steeds.
De mooiste poging was toch de Champix. De hype van toen. Iedereen aan de antidepressiva om van het roken af te komen. De fabrikant keert denk ik nog steeds dividend uit over die grap.
Hij was gestopt. Champix was geweeeeeldig. En nu was het voor altijd. Maar, hij kwam na twee weken steeds vaker binnen met een kauwgummetje in zijn mond. Zijn kleren geurend naar een asbak. Tja, en maar denken dat ik gek was. “Ik had een vergadering waar iedereen rookte. Getver. Ik stink helemaal”, zei hij met volle overtuiging. Tuurlijk lieffie.
Eén nadeel. Klaas was een labrador. Een goedzak met geen greintje kwaad. En, kon niet jokken of liegen. Het was de slechtste acteerpoging ooit.
Ik liet hem begaan. Komt vanzelf. Ik had er eigenlijk wel lol in. Tenslotte bepaal je zelf wat je doet of laat.
“Je wist het al weken toen ik het eindelijk zei hè?”
Mannetje! Ik dacht al, waar blijf je.
“Ik schaamde me zo dat het weer niet gelukt was. Daarom zei ik het niet”.
Dat hoeft niet en het geeft ook niets, lieffie. Ik hield me er ook niet aan dat ik als tegenprestatie niet meer zou snoepen onderweg. Iedere dag duwde ik gewoon zo’n heerlijke appelflap in mijn snavel. Voordeel is dat suiker minder stinkt dan shag.
“Dat wist ik ook hoor. Ik ken je.”
Maar de meest bijzonder stop-poging was de laatste.
Eigenlijk ging het niet meer aan het einde. De blaren stonden op je vingers en de fleecedeken had meer brandgaten dan een vergiet. Beetje onverantwoord, maar ik liet je gaan. In je laatste maanden was gezeik over roken, alcohol of in de zon zitten onnodig. Als jij daar blij van werd, dan was ik de laatste die je tegenhield. Dus daar zat je dan, rokend in de volle zon op je geliefde terras.
Het lopen ging niet meer. Ik droeg je mijn armen naar buiten. Hield je met één oog in de gaten zonder dat je het merkte. Zodra je een beweging maakte om op te staan stond ik naast je.
En toen. Die ene ochtend. Ik vroeg je of ik je naar buiten moest brengen.
“Waarvoor?”, zei je. “Moeten we naar het ziekenhuis?”
“Nee, om te roken”, zei ik.
“Ik rook toch niet. Waarom zou ik gaan roken?”, vroeg je vol verbazing.
Je zei altijd dat je ooit een keer ging stoppen, maar dan was het voor altijd. Nou lieffie, die belofte ben je nagekomen. Maar dan had ik toch liever gehad dat je was blijven roken.
Van het één op het andere moment was er weer een deel van je geheugen uitgewist. Net zoals eerder de afstandsbediening, je telefoon en alles wat vijf minuten eerder was gebeurd. Weg.
Uitgegumd. Voor altijd weg.
“Maar tot op het allerlaatste moment wist ik wie jij was. Wie wij waren.”
Dat is waar lieffie. Tot in je laatste uren. Ik zag het. Ik zag het en begreep je gelijk. We begrepen elkaar. Net als toen we elkaar net hadden ontmoet. Onmiskenbaar.
“Nog een roffeltje om het af te sluiten?”
Goed idee!